De naam hamerduim klinkt alsof je te vaak met een hamer hebt misgeslagen, maar daar heeft het niets mee te maken. Net als bij termen als frozen shoulder, waarbij er geen sprake is van bevriezing, is ook een hamerduim een medische term die anders in elkaar steekt dan het op het eerste gezicht lijkt. In werkelijkheid verwijst het naar een specifieke stand van het vingergewricht. Hier lees je wat een hamerduim of, zoals vaak beter omschreven, een hamervinger precies inhoudt, hoe het ontstaat en welke behandelingen er mogelijk zijn.
Hoe herken je een hamerduim of hamervinger
Bij een hamerduim staat het eerste kootje van de duim of vinger krom naar beneden, terwijl het gewricht erachter recht blijft. Hierdoor ontstaat een gebogen stand die lijkt op de vorm van een hamer, vandaar de naam. Vaak wordt er gesproken over hamervinger of mallet finger, omdat deze afwijking niet alleen bij de duim, maar ook bij de andere vingers voorkomt. Bij de meeste mensen is de nagel langer dan breed, maar bij afwijkingen als knuppelduim, waar soms verwarring over ontstaat, ligt dat anders. De termen worden regelmatig door elkaar gehaald, waardoor onduidelijkheid ontstaat.
Waarom de term mallet vinger gebruikt wordt
De medische benaming voor een hamervinger is mallet finger. Mallet betekent in het Engels eigenlijk kleine hamer, maar in de medische wereld wordt het woord dus gebruikt voor deze specifieke peesblessure aan de vinger. De reden waarom niet simpelweg ‘hamervinger’ wordt gezegd, is niet helemaal duidelijk. Mogelijk is het ooit zo vastgelegd in medische literatuur, waardoor de Engelse term in gebruik is gebleven.
Hoe ontstaat een hamervinger
Bij een hamervinger raakt de pees die het topje van de vinger strekt, beschadigd of zelfs volledig afgescheurd. Daardoor verliest de vinger zijn strekfunctie en blijft het laatste kootje in een gebogen stand hangen. Soms breekt er ook een klein stukje bot af waar de pees aan vastzat. Het gevolg is dat je het vingertopje niet meer zelf kunt strekken. Deze blessure ontstaat vaak plotseling, bijvoorbeeld door een bal die onverwacht hard tegen de uitgestoken vinger aankomt. Maar ook bij alledaagse ongelukjes kan het gebeuren dat de pees losscheurt.
Wat je kunt doen bij een hamervinger
Zodra er sprake is van een hamervinger, zijn er in de meeste gevallen twee behandelmogelijkheden: een spalk of een operatie. Welke methode wordt gekozen, hangt af van de ernst van het letsel en of er ook sprake is van botbreuk.
Behandeling met een spalk
In veel gevallen wordt gekozen voor een spalk. Deze spalk zorgt ervoor dat het gebogen topje van de vinger volledig gestrekt blijft, zodat de pees weer kan vastgroeien. Tijdens de herstelperiode, die vaak enkele weken tot maanden duurt, moet de spalk continu gedragen worden. Zelfs korte onderbrekingen kunnen ervoor zorgen dat het herstel wordt verstoord. Zodra de eerste fase voorbij is, wordt het dragen van de spalk stap voor stap afgebouwd. Je vinger moet dan langzaam weer wennen aan bewegen en belasting. Dit vraagt enige tijd en geduld, maar bij de meeste mensen herstelt de vinger goed.
Operatieve ingreep wanneer er bot betrokken is
Als er naast de pees ook een stukje bot is afgebroken, kan het nodig zijn om via een operatie de pees en het bot op hun plaats te zetten. Hierbij worden vaak kleine metalen pinnen aangebracht om ervoor te zorgen dat alles goed geneest. De pinnen blijven meestal zes weken zitten en worden daarna tijdens een vervolgoperatie verwijderd. Na de operatie volgt een periode van oefenen, waarbij het buigen van de vinger geleidelijk weer wordt opgebouwd.
Is handrevalidatie altijd nodig
Hoewel een operatie of langdurig spalkgebruik behoorlijk ingrijpend lijkt, valt het herstelproces in de meeste gevallen mee. Vaak is er na afloop geen uitgebreide revalidatie nodig. Wel kan de vinger tijdelijk wat slap aanvoelen door het lange tijd niet gebruiken. Door lichte oefeningen wordt de beweeglijkheid langzaam weer opgebouwd. Mensen die langere tijd volledig uitgeschakeld zijn geweest, merken hetzelfde effect als bij het tijdelijk niet gebruiken van een spiergroep. Na verloop van tijd keren kracht en soepelheid meestal terug.